
Hoe zorg ik voor een egaal behangresultaat?

Het is belangrijk om in de hoek van de kamer, waar het licht binnen valt (de raamkant), te beginnen met behangen. Begin met de eerste baan, zo'n 50 centimeter uit de hoek. Zet hiervoor eerst een loodlijn. De eerste baan die je plakt moet precies tegen deze loodlijn aanzitten. Herhaal dit bij iedere muur. Je weet nu zeker dat je de eerste baan, en daardoor alle andere banen, kaarsrecht op de muur plakt.
Bewaar de muur met ramen en deuropeningen tot het laatst. De restbanen gebruik je bij het beplakken van de muur onder en boven de ramen. Let ook hier op dat je netjes op patroon plakt als het gedessineerd behang is. (De hoogte en het verloop staan op de rol.)
Als je het behang op de muur hebt geplakt kun je eventueel ontstane luchtbellen wegwerken met behulp van een behangspatel of droge behangborstel. Ook kun je daarmee behang in de hoeken goed aandrukken. Werk altijd van boven naar beneden en uitwaaierend van binnen naar buiten. Zorg er verder voor dat de banen behang goed op elkaar aansluiten (kijk uit voor overlap of te grote tussenruimtes) en let op het patroon verloop. Haal overtollig behang aan de boven- en onderkant van de muur pas na afloop als het behang volledig droog is weg met een stanleymes. Anders zal het scheuren.
Zorg altijd voor een emmer schoon lauw water en een spons als je gaat plakken. Verwijder steeds onmiddellijk alle lijmvlekken die ontstaan. Ingedroogde lijmvlekken kun je namelijk niet meer weghalen en blijven altijd zichtbaar.